|
‘Cwastresse Double’ (‘Calville des Vergers’, ‘Triomphe du Luxembourg’) RGF-Gblx : Dikke, geribde appel, groengeel, rood gemarmerd en gestreept aan de zonkant, oktober tot december, vruchtbaar, hoogste kwaliteit als handappel, knappend, alle boomvormen, middelmatig gevoelig voor schurft, weinig gevoelig voor witziekte, matig gevoelig voor kanker op M 9, maar kankerresistent op zaailing |
|
‘Geneva’ RGF-Gblx : middelgroot tot groot vruchten (70-80 mm diameter), gladde schil, zeer gelijkmatig donkerrood bij volledige rijpheid, erg rood vruchtvlees net onder de schil; relatief zacht vruchtvlees, meer zuur dan zoet, zeer lichte bitterheid, die vermindert naarmate de vrucht rijper wordt; fruit meer voor keukengebruik (taarten, appelmoes, sap en gedroogd in chips om langer van te genieten), in tweede instantie ook goede handappel als de vrucht goed rijp is. Plukken 2e helft van augustus, tussenpluk is aan te raden, ongeveer 2 weken houdbaar. Vruchten heel rijk aan polyfenolen en anti-oxidanten. Vrij sterke groeikracht, bloemen en bladeren zijn roodachtig en dus heel decoratief; kweken met een harttak; zeer vruchtbaar, neiging tot beurtjaargevoeligheid; aangeraden voor kleine boomvormen (laagstam, struik, kleine halfstam). Zeer weinig gevoelig voor schurft, matig gevoelig voor witziekte en opletten voor kanker op zware en vochtige gronden. Bloeiperiode: rode bloemen, half-vroeg (bloeigroep 2-3), heel goede bestuiver. Herkomst: oud Canadees ras, bekomen uit een zaailing van een open bestuiving van de wilde soort Malus pumila var. Niedzwetzkyana |
|
‘Godivert’ RGF-Gblx : middelmatig tot grote appel, glad groen-geel met kleine rode blos, november tot april-mei, zeer goed bewaarbaar, zeer zuur, uitstekend voor moes en gebak, middelmatig gevoelig voor schurft, witziekte en kanker daardoor niet aanbevolen in koude en te nat situaties; Bloeiperiode middelmatig – Slechte bestuiver. Oorsprong : onbekend . |
|
‘Grenadier’ RGF-Gblx : middelmatige tot grote Engelse appel, licht groen tot geel, augustus tot september, zeer vruchtbaar, zuurachtig, uitstekend voor moes en gebak, alle boomvormen, zeer zwak groeiende, zeer weinig gevoelig voor schurft en kanker – zeer rustieke boom, middelmatig gevoelig voor witziekte en voor kurkstip; Bloeiperiode middelmatig – Goede bestuiver. Oorsprong: oude ras uit Groot-Brittannië (1862). |
|
|
‘Gris Braibant‘ RGF-Gblx : middelmatig grote appel, oker groen, kleine donkerrode blos aan de zonkant, ruwe schil; eind oktober tot mei, zeer goed bewaarbaar, vruchtvlees van het Reinette-type, dessertappel maar wat rustieke smaak. Boom makkelijk en vruchtbaar, geschikt voor alle boomvormen, weinig vatbaar voor schurft, middelmatig voor witziekte en kanker daardoor niet aanbevolen in koude en te nat situaties, Bloeiperiode middelmatig – Slechte bestuiver. Oorsprong : zeer oude traditionele Belgische variëteit. |
|
‘Joseph Musch’ RGF-Gblx : Grote, brede appel, gekleurd, september tot november, vruchtvlees type Reinette, handappel, kleine boom, alle boomvormen, zeer vruchtbaar, weinig gevoelig voor schurft en witziekte, matig gevoelig voor kanker |
|
|
‘La Paix’ RGF-Gblx : Middelmatig grote appel, hoger dan breed, rood, aromatisch, oktober tot november, vruchtbaar, handappel, liefst op laagstam, weinig gevoelig voor schurft, matig gevoelig voor witziekte en kanker. Herkomst: is een synoniem van ‘Mother’, oude Amerikaanse soort van 1844. |
|
|
‘Président H. Van Dievoet’ (‘Cabarette’) RGF-Gblx – CRRG : Tamelijk grote vrucht, geel met stipjes, wit, knappend en sappig vruchtvlees, eetrijp Nieuwjaar-mei, beurtjaargevoelig, ongevoelig voor schurft, matig gevoelig voor witziekte. Bloeiperiode middelmatig – Goede bestuiver. Herkomst: Poperinge (1878), verspreid in België en de regio Nord Pas-de-Calais – uitgegeven door CRRG als ‘Cabarette‘ in Frankrijk. |
|
|
‘Président Roulin’ RGF-Gblx : Grote appel, geel met rose strepen, eind september tot december, zeer vruchtbaar, zacht, zeer goed voor moes, ook handappel, alle boomvormen, weinig gevoelig voor schurft, witziekte en kanker. Bloeiperiode middelmatig – Zeer goede bestuiver. Herkomst: oude ras door Cyriel Roulin gewonnen te Gembloux, 1912. |
|
‘Radoux’ RGF-Gblx : Middelmatig grote appel, geel met fel rode blos, september tot november, zeer vruchtbaar, handappel, alle boomvormen, weinig gevoelig voor schurft, matig gevoelig voor witziekte en kanker; Bloeiperiode middelmatig – Goede bestuiver. Herkomst: oude variëteit uit het Luikse streek. |
|
‘Reinette de Blenheim’ (‘Blenheim Orange’) RGF-Gblx : Grote appel, goudgeel met rode strepen aan de zonkant, oktober tot januari, hand en stoofappel, alle boomvormen, vruchtbaar, maar komt laat in produktie, matig gevoelig voor schurft en witziekte, weinig gevoelig voor kanker. Bloeiperiode middelmatig – slechte bestuiver. Oorsprong : zeer oude Engelse ras (1740). |
|
|
‘Reinette de Waleffe’ RGF-Gblx : Matig grote dessertappel van eerste klasse, groengeel met oranjerode blos, matig glad, november tot maart, zoetzuur, stevig, fijn aroma (tussen Court-Pendu en Reinette de France), snel en goed vruchtbaar, alle boomvormen, weinig gevoelig voor schurft, matig gevoelig voor kanker en witziekte. Bloeiperiode middelmatig – slechte bestuiver. Oorsprong: oude Belgische ras, oorspronkelijk uit het dorp van ‘Vieux-Waleffe’ naast Waremme. |
|
‘Reinette Dubois’ RGF-Gblx : Ronde, afgeplatte appel, glanzend rood op groengele grondkleur, glad, november tot april, zoetzuur, zeer goede smaak, regelmatige productie, dessertvrucht, alle boomvormen, eerder zwakke groei, zeer weinig schurftgevoelig, weinig tot matig gevoelig voor witziekte, matig kankergevoelig. Bloeiperiode laat tot zeer laat – zeer goede bestuiver. Oorsprong: oude Luikse streek appel ras die eerst vermeld werd in 1858. |
|
‘Reinette Evagil’ RGF-Gblx : Middelmatige tot kleine, gele dessertappel met een lichtoranje blos op de zonkant, glad en regelmatig, september tot oktober, eerste herfst-Reinette met fijn, zoetzuur vruchtvlees en een bijzonder aangenaam aroma, ook uitstekend voor appelmoes, alle vormen, weinig vatbaar voor schurft en meeldauw, matig voor kanker. Bloeiperiode middelmatig – zeer goede bestuiver. Oorsprong: West-Vlaanderen –Tielt (1863). |
|
‘Reinette Hernaut’ RGF-Gblx (syn. ‘Dubbele Speekaert’) : Grote appel, wijnrood op groengele grondkleur, glad, soms met lichte roest, november tot april, voortreffelijk bewaarbaar, vruchtbaar, knappend en sappig vruchtvlees, zuurachtig zoet, zeer verfrissend, ook voor taarten geschikt, alle boomvormen, weinig gevoelig voor schurft, meeldauw en kanker; Bloeiperiode middelmatig – slechte bestuiver. Oorsprong: oude variëteit uit het Pajottenland te Ruisbroek. |
|
‘Reinette Professeur Lecrenier’ RGF-Gblx : Tamelijk grote, regelmatige tafelfruit; tamelijk donkerrode, fijngeruwde schil over het grootste deel van de vrucht; tamelijk stevig, fijn ‘Reinette’ vruchtvlees, stevig, goed evenwicht tussen zuur en zoet met goede smaak; oogst 2e helft september, goede kelderlevensduur tot begin januari. Gezonde, robuuste, matig krachtige boom, compacter, vroeger in productie en productiever dan de oorspronkelijke variëteit; goed aangepast aan alle vormen, maar bij voorkeur op halfsterke tot krachtige onderstammen; zeer weinig vatbaar voor schurft, tamelijk vatbaar voor echte meeldauw, chancre om op te letten in koudere streken en op zware, natte grond, weinig vatbaar voor essenbladluis. Late bloeier (groep 7); slechte bestuiver, gedeeltelijk zelfbevruchtend. Herkomst: rode en ruwe mutant van de variëteit “Reinette de France” die eind jaren ’60 door de heer AGIE de SELZAETE tussen zijn hoge stam in Vezin werd gevonden. Opgedragen aan professor Adolphe LECRENIER, eerste directeur van het agronomisch onderzoekscentrum van Gembloux (1964-1970) en ererector van de faculteit agronomische wetenschappen van Gembloux. Nieuwe variëten 2021 |
|
‘Transparente de Lesdain’ RGF-Gblx : nieuwe variëteit uit de veredeling van het CRA-W. Gele appel met oranje-rose blos, glad, half september tot eind oktober, zoetzuur, met goed aroma, eetappel, gemakkelijk te kweken boom met,snelle en hoge vruchtdracht, alle boomvormen, weinig gevoelig voor schurft, witziekte, kanker. Zeer goede bestuiver, middenstijd bloei periode. |
|
|